In 1561 besloot Jan IV van Glymes, markies van Bergen op Zoom, een van de laatste grote bedijkingen uit de omtrek te laten uitvoeren: hij liet de Ruigenhil inpolderen. In de nieuwe polder, die reeds in 1563 geheel droogviel, ontstond het dorp Ruigenhil. Samen met Fijnaart en Klundert vormde Ruigenhil een eiland. De markies regelde het bestuur van dit nieuw gebied, nog voordat hij in 1566 naar Spanje vertrok, waar hij overleed.
Het dorp Ruigenhil lag op een strategische plaats, op de grens tussen Holland, Zeeland en Brabant aan de splitsing van Hollandsch Diep in Volkerak en Haringvliet. Toen in 1581 de opvolger van Jan IV, Jan van Wittem, de zijde van Spanje koos, ontnamen de Staten-Generaal hem het markiezaat en gaven dit aan Willem van Oranje. Willem zag de strategische positie van Ruigenhil en toen Steenbergen in juli 1583 in handen van de Spanjaarden viel, gaf hij opdracht om Ruigenhil te versterken. Reeds in november was het omwald onder leiding van de vestingbouwkundige Abraham Andries. De prins gaf het stadje daarop zijn naam: Willemstad. Na de moord op Willem van Oranje in 1584 voltooide zijn zoon Maurits de nieuwe vesting en onder leiding van de ingenieur Adriaan Antonisz. van Alkmaar werden de versterkingen afgebouwd en werd Willemstad een schoolvoorbeeld van Oud-Nederlandse vestingbouwkunst. Ook gaf Maurits het stadje privileges zodat de bestuursstructuur een meer stedelijk karakter kreeg. Tevens gaf hij geld voor de bouw van een stadhuis en een kerk. Bij de haven kwamen twee nieuwe bolwerken, de huidige bastions Gelderland en Groningen.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1612-1621) eiste graaf Herman van den Bergh het markiezaat op. Maurits weigerde Willemstad met omringend gebied af te staan. Na een proces voor de Raad van Brabant te Den Haag won Maurits de zaak: Willemstad en de polder Ruigenhil werden afgescheiden van het markiezaat en een aparte Brabantse heerlijkheid van de Oranjes. Dit bleef zo tot 1795.

gemeentehuis van Willemstad


Na het Twaalfjarig Bestand werd Willemstad onder leiding van Jan van den Bosch gereed gemaakt voor de hernieuwde oorlog. De landzijde werd versterkt en een arsenaal aangelegd. Het enige gevaar kwam in 1631 toen Jan van Nassau met een vloot vanaf het water probeerde de stad te overrompelen. Van Nassau werd verslagen in de slag op 't Slaak. Na het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 werden de versterkingen in 1652 en 1683 nog uitgebreid, terwijl tussen 1740 en 1747 een reeks forten rondom de vesting aangelegd werden. Willemstad is alleen nog belegerd gedurende de Franse inval in 1793. Onder leiding van Van Boetzelaer werd met amper 500 man een beleg van 18 dagen doorstaan. Tijdens de opmars van de Fransen in 1795 kwam vanuit Den Haag het bevel de vesting over te geven zonder bloedvergieten. Keizer Napoleon Bonaparte gaf in 1810 opdracht het grote Kruithuis in bastion Utrecht te bouwen en de versterkingen te verbeteren. Gedurende de 19e eeuw werden de versterkingen aan de tijd aangepast. Pas in 1926 werd de vesting Willemstad door de regering opgeheven. Dit was vooral een economische en sociale slag voor de bevolking, want het garnizoen, dat voor veel plaatselijke werkgelegenheid zorgde, werd teruggeroepen en er kwam niets voor in de plaats. Tot na de Tweede Wereldoorlog leidde het stadje een slapend bestaan, totdat het werd ontdekt door het ontluikende toerisme. Het water, maar ook de vestingwerken en gebouwen binnen de stad, trokken steeds meer mensen. Ook de werken van het Deltaplan brachten een nieuwe economische impuls. In 1970 werd geheel Willemstad binnen de wallen tot beschermd stadsgezicht benoemd.

Digitale bronnen Willemstad 

Heemkunde Willemstad