Van oorsprong behoorde Nieuw-Vossemeer samen met Oud-Vossemeer tot de Zeeuwse ambachtsheerlijkheid ‘Oud en Nieuw Vossemeer en Vrijberghe’.
Nadat het gebied in 1565 ter bedijking was uitgegeven verkochten de ambachtsheren in 1567 de eerste erven voor de stichting van een dorp. Dat heette van het begin af Nieuw-Vossemeer, samen met de nieuwe polder waarin het dorp geprojecteerd was. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het dorp in 1578 grotendeels door brand verwoest en ging kort daarop in 1583 door overstroming geheel verloren. Bij de herbedijking in 1609 werd een nieuw dorp uitgezet, waarvan rond 1612 de eerste huizen werden gebouwd.
In het begin had het dorp geen zelfstandig bestuur, maar kreeg drie vertegenwoordigers (schepenen) in het dagelijks bestuur van het al langer bestaande dorp Vossemeer, dat ter onderscheiding van het nieuwe dorp het voorvoegsel “Oud” aan de naam kreeg toegevoegd. Deze bestuurlijke eenheid bleef tot 1795. In de Franse periode stelde de burgerij van Oud- en Nieuw-Vossemeer een eigen dorpsbestuur aan.
In de eerste jaren werd het gemeentehuis gehuurd, d.w.z. een “kamer waar de raad zittingen houdt”. Tot tweemaal toe werd een nieuw gemeentehuis gebouwd.
In 1809 werd Nieuw-Vossemeer door Lodewijk Napoleon na zijn rondreis door Noord-Brabant als Brabants gebied aangewezen. Een definitieve regeling voor een zelfstandig bestuur volgde op het Koninklijk Besluit van 20 juli 1814, waarbij Nieuw-Vossemeer aan Noord-Brabant werd toegevoegd.
Het dorp lag enigszins geïsoleerd en had geen doorgaande wegen van betekenis, maar door de ligging aan de rivier de Eendracht was scheepvaartverkeer mogelijk vanuit het kleine haventje naar steden als Antwerpen, Bergen op Zoom en Rotterdam.
De belangrijkste bronnen van inkomsten voor de dorpsbewoners waren landbouw en veeteelt. Oogstoverschotten gingen naar Bergen op Zoom en Antwerpen. Andere bedrijven en ambachten waren afgestemd op de plaatselijke behoeften.
Voor de verwerking van meekrap waren binnen de gemeente twee meestoven actief, ‘De Vos’ en ‘Het Vertrouwen’.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de bevolking niet alleen te lijden onder de angst voor de Duitse bezetters, NSB’ers en bombardementen, maar ook onder de ellende van voedselschaarste. Diverse levensmiddelen kwamen op de bon. Op 4 november 1944 werd het dorp door de Canadezen bevrijd.
Doordat het dorp opgenomen werd in de route van een tramlijn tussen Anna-Jacobapolder en Steenbergen kwam langzamerhand een einde aan het isolement. Medio 1952 werd het personenvervoer door autobussen overgenomen.
Tijdens de stormvloed in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 ontstond aanzienlijke materiële en immateriële schade. Het persoonlijk leed door verlies van familieleden en huis en haard was zeer groot. De daarop volgende jaren stonden in het teken van herstel en hulp.
Met de opening van de brug in 1974 over de rivier de Eendracht, het huidige Schelde-Rijnkanaal, kwam definitief een einde aan de geïsoleerde ligging. Het aantal inwoners groeide langzaam. Tot ver in 20e eeuw woonde meer dan de helft van de inwoners buiten de bebouwde kom.
Nieuw-Vossemeer verwierf extra bekendheid door de boeken van A.M. de Jong over Merijntje Gijzen.

Het standbeeld van Merijntje Gijzen
Digitale bronnen Nieuw-Vossemeer
Heemkunde Nieuw-Vossemeer